Waarom schilder ik veel bergen en dorpen – La montagne et le village dans ma peinture

De bergen

Wat is een berg? Wat anders dan datgene, wat tegenover ons staat. Op het moment dat de blik, de voet, naar de berg toegaat, dichterbij wil komen, begint een strijd. Door steeds maar weer naar haar toe te gaan, zich met haar te meten, sluiten we een verbond met haar. We krijgen een band met haar zonder de wapens neer te leggen.

We worden één met het gesteente, de kiezels, maar met de kans om uit te glijden.

De bergtoppen laten ons onze onmacht zien. Er is een sereniteit, een stilte die onze dagelijkse dingen onbelangrijk maken. Als we op deze plek door een toeval ons leven met deze sereniteit zouden moeten ruilen zou dat gebeuren volstrekt logisch zijn. We zouden dan eindelijk één worden met de gesteenten.

De strijd van de schilder bestaat daaruit dat hij de baas moet zijn. Het harde van de berg betrekkelijk moet maken, dwars door de materie moet kijken, die transparant moet maken en zich vertrouwd moet maken met de vormen.

Hij moet ook sporen nalaten van wat zijn hart voelt, wat hem daarin fascineert, zijn verwondering overbrengen, zijn vervoering.

Hij moet ook sporen nalaten van de eenzaamheid van deze strijd. Het vertellen aan de mensen die daar ook over dromen. Het delen met degenen die het aan durven te gaan.

La montagne

Qu’est-ce que la montagne? Quoi d’autre que ce qui s’oppose à nous. Au moment où le regard, le pied avance, veut avancer, un combat s’engage. A force de s’y mettre, d’aller à sa rencontre, de se mesurer avec elle, on s’allie avec elle. On devient intime sans jamais déposer les armes. On sera caillou avec les cailloux avec le risque d’y glisser.

Les cimes nous défont de l’inutile. Il y a une sérénité, un silence, qui est comme un renoncement aux agissements de la vie. Si là par hasard on devait passer de la vie à cet autre état ce serait d’une logique implacable. On serait enfin caillou avec les cailloux.

Le combat du peintre est de dompter. Rendre le dur relatif, traverser du regard la masse, la rendre transparente, épouser ses formes.

C’est aussi laisser des traces de ce que le coeur ressent, en rendre ce qui fascine, communiquer ses émerveillements, ses transports. Laisser des traces aussi de la solitude de ce combat. En faire part à ceux qui en rêvent. Partager. Avec ceux qui s’y essayent.

…………………

Interview met schilder Henk de Boer (video door Ton Meier) / Interview avec paintre Henk de Boer (vidéo par Ton Meier (en néerlandais), 2022

 

…………………

Het dorp

Waarom heb ik als thema ook het dorp genomen, en niet appels, stopcontacten of walvissen? Als het waar is dat, als men van een huis droomt, men van zichzelf droomt, dan droom ik hier van ons, of eigenlijk, van U als beschouwer.

Misschien is het mijn manier om mijn verstandhouding met de ander te laten zien, met de wereld. Liever het dorp dan de stad, al is het alleen maar omdat het dorp nog zijn plaats heeft in de ruimte om haar heen. Mijn dorpen lijken daarin op te lossen, opgeslokt te worden door de wolken, door de ruimte. Een plek, waar de torens van de kerken en de bomen naar een andere wereld lijken te wijzen. Geen wonder dat ik vaak naar de muziek van Bach heb geluisterd terwijl ik schilderde.

Ook schilder ik het dorp omdat ik in een dorp heb gewoond en zovele dorpen heb gezien tijdens mijn vele bergwandelingen toen ik nog in Frankrijk woonde. Deze ontroerende menselijke aanwezigheid in die majestueuze natuurlijke omlijsting. Deze eilandjes van verzet, van overleving, die soms slechts nog getuigen zijn van het verleden. Daar waar men nog in dialoog is met dat, wat we niet begrijpen en waar de eenzaamheid kwaliteit kan hebben.

Het dorp, ook om te laten zien dat ik dicht bij de mensen ben, maar toch mijn afstand houd.

Hoe laat je dorpen zien? Men heeft de vorige eeuw alles, of bijna alles, al geprobeerd. Het zijn dus evenveel stijloefeningen, die als doel hebben te laten zien dat het onmogelijk is een dorp uit te beelden, maar dat men het kan proberen. Vroeger moest een schilder het dorp uitbeelden, mijn bedoeling is te laten zien dat ik dat steeds weer geprobeerd heb.

Le village

Pourquoi j’ai pris comme thème le village et pas les pommes, les prises de contact ou les baleines?

Si c’est vrai qu’on rêve de soi-même quand on rêve de maisons, je rêve ici de nous ou plutôt de vous. C’est peut-être ma façon d’exprimer mes rapports avec les autres, avec le monde. Le village plutôt que la ville, ne serait-ce que parce que le village a encore sa place dans l’espace qui l’entoure. Cet espace où mes mes villages ont tendance à se dissoudre, à être happés par les nuages, par l’atmosphère. Un au-delà oû aspirent les tours d’église et les arbres, autant d’élans vers ce qui n’est pas d’ici-bas. “Tout n’est ici-bas que symbole et que songe” (Renan). Pas étonnant que Bach ait été souvent de la partie.

Le village aussi parce que j’en ai vu tant pendant les randonnées dans le beau pays que j’ai habité. Cette présence humaine émouvante dans ce cadre majestueux de la nature. Ces îlots de résistance et parfois juste des témoins du passé. Des lieux oû il y a encore un dialogue avec ce qui nous dépasse et oû la solitude peut avoir avoir une qualité.

Le village aussi pour montrer que je suis avec les hommes tout en gardant mes distances.

Ces villages, comment les représenter? On a tout essayé déjà dans le siècle dernier ou presque… Alors ce sont autant d’excercices de style qui ont pour but de montrer que la représentation picturale du village n’est pas possible, mais qu’on peut toujours s’y essayer. L’ambition d’un peintre autrefois était de représenter LE village, mon amition à moi est de vous montrer comment je m’y essaye.

Status nascendi

De vlek is oorsprong – La tache est origine

Vormen bevrijden zich – Des formes se libèrent

Ze leiden tot niets – En vain

Vorm is illusie Een vlek – La forme n’est qu’illusion

En dan weer een – Il y a tache et tache

Ze worden even vorm – Qui prennent forme

Opnieuw beginnen – Recommencer

Scheppen is leven – Créer c’est vivre

 

 

Atelier

l’Atelier est le lieu où tout se crée, se noue.
C’est un espace mystérieux, alchimique de transmutation.

C’est dans leurs répétitions et leurs confrontations, non datées, sans distinction de taille, de technique ou de support, que des toiles dialoguent entre elles dans un système d’échos et de reprises, d’espaces et de regards, de lumières et de présences.

Là dans l’entre-toiles, se révèlent la profondeur de cette oeuvre, sa voix, son expression.

Je souhaite, je voudrais, je cherche un art qui ne concerne que le JE et le TU.

La partie solitaire de chacun

Eviter le ON, le ILS, le EUX ou encore LES GENS

Refuser l’indéterminé

Michel Steiner Bruissement du silence

Encore

Les oies sauvages cacardent
En reprenant leur vol
Dans la pénombre
Elles échappent à l’oeil

Dans leur vaisseau
La proue pointe le sud
Fuyant l’hiver
Pour s’amarrer
Au port accueillant

Le vaisseau s’y disloque
Chacune se divertit
Mais au bout du temps
Voulu par les saisons
Elles s’embarquent de nouveau
Pour reprendre la route du nord

Elles y nichent
Elèvent leurs poussins
Grandis ils suivront
Quand les oies reprennent encore
Leur vol vers le sud

Obéissant aux lois
Qu’elles n’ont pas choisies
Elles ne se différencient
Des êtres humains
Epris de liberté

Nous sommes commes elles
En fourrangeant de notre façon
Et en cacardant davantage

Nous nous embrouillons
Ne savons plus que faire
De cette liberté
Entrevue dans un brouillard
Qui ne se dissipe pas

Nous nous croyons
Différents
Et choisir notre destinée
Ce qui nous distingue
C’est qu’au fond nous savons
Que nous nous trompons

Zoals elke keer

De regen striemt
De koeien schuilen hun kop
De eenden in het spattend vocht
Zwemmen al pikkend rond

De horizont
Aan het oog onttrokken
De schuur vlakbij
Weet zich hier tegen bestand

Twee dakpannen
Half verschoven
Deur half open
Fiets tegen de muur

Hierna is het weer
Zoals na elke keer
De koeien draaien zich om
En de fiets wordt gepakt

Le vide

L’oiseau s’envole
Devient tout petit
Et disparaît

Le vide laissé
Retient le regard
Qui cherche encore

Il devient le lieu
L’endroit
De sa présence
Et du coup
Cesse d’être vide

Le vide, une fois
Nommé
Se remplit

Le vide n’existe pas
Une fois évoqué
Le mot s’oppose à
Ce qu’il est censé
D’exprimer

Quand on ne le nomme pas
Le vide existe-t-il?

la Larme

Et quand enfin la larme coule
La paix prend le pas sur la douleur
La mer apaise sa houle
Des filaments de blancs
Traversent la noirceur
Le vent s’essouffle un peu
On s’essuie la face
Les joues sont encore en feu
Doucement la souffrance
S’efface
Une dernière larme
Prépare un moindre malheur
Le mal est sans armes
Et peu à peu se meurt

Mais la mer n’est pas sans vagues,
Il y aura toujours ces îlots
Qui s’élèvent au-desus des flots
Qui barrent l’entrée du paradis

Zola lezen: Het Meesterwerk

Onlangs las ik dat er een vertaling was verschenen van L’OEuvre van Zola. Uitgegeven door Uitgeverij Oevers te Zaandam. Vertaald door Lidewi van den Berg en Marijke Scholtes.

Voor mij een reden om mijn Pléiade te pakken en daarin dit boek te lezen. Ik probeer zo nu en dan een “klassiek” boek te lezen om weer even te beseffen wat de schrijver toen te vertellen had en om na te gaan of het mij nog kan boeien en om
het dan eventueel onder de aandacht te brengen.

Vanaf het begin raakte ik geboeid en hoefde niet geduldig te zijn en dus af te wachten. Zola is voor mij nog steeds zeer leesbaar. Goede verteltechniek. Hij munt uit door prachtige beschrijvingen, zowel van Parijs en met name het uitzicht op het Ile de la Cité, de Seine, de obsessie van de de schilder Claude Lantier, als van de menigten op de Salon des Refusés. Maar ook die van de bijeenkomsten van de kunstbroeders en aanhang. Aanhang, want het betreft een mannenwereld hier (eind 19de eeuw) met maîtresses en echtgenotes.

Alleen Christine, de vrouw van Claude, eens zijn model, vervolgens vriendin en met wie hij later trouwde, krijgt een belangrijke rol in deze roman. Het ontluiken van hun liefde voor elkaar, het bloeien van die liefde buiten Parijs. Het kind dat uit deze liefde geboren wordt kan het moederhart niet doen ontwaken. Haar aandacht en liefde gaat uit naar Claude. En Claude voelt zich zeker geen vader, slechts artiest, schilder.

Bij terugkeer naar Parijs raakt Claude verstrikt in zijn obsessieve modernistische manier van schilderen. Het is met name de periode van het plein air en het impressionisme. Hij wordt voortdurend afgewezen en mag dus niet exposeren op de Salon. Toch zien zijn kunstbroeders hem als de grote vernieuwer.
Het wordt een soort gekte en hij verwaarloost zijn vrouw en zijn kind.
Het lukt Christine niet om hem te heroveren. En het kind sterft door verwaarlozing eigenlijk.
Een bijna te verwachten tragische afloop.

Het boek is in het bijzonder ook een rake beschrijving van het kunstenaarsleven van die tijd. Zola heeft daaraan deelgenomen, was bevriend met Cézanne vooral. Zelf komt hij een beetje terug in de persoon van Sandoz, een schrijver, die zijn ideeën heeft en een trouwe vriend van Claude is. De kunstenaarswereld die hij beschrijft zal niet veel van die van nu verschillen.

Er zitten prachtige passages in dit boek. De talloze beschrijvingen van het Ile de la Cité met name maken ons duidelijk dat we met een kenner te maken hebben. Zola wist als goede fotograaf waar hij het over had. Het kijken van de schilder wijkt niet zoveel af van dat van de fotograaf. Maar hier komt de vormgeving aan de orde. Daar ligt het probleem van Claude. Het zoeken, het niet vinden en het geaccepteerd worden.
Bijna wel, maar de obsessie wint.

Het boek eindigt met een onvergetelijke beschrijving van de begrafenis van Claude. Over Christine wordt nauwelijks nog gerept…

In de editie van de Pléiade geeft Etienne Mitterand een schat aan informatie over de betrokkenheid van Zola met vooral Cézanne. Onmisbaar voor de liefhebber.

Le hameau

Je fais un pas
Et m’arrête
Là où je suis
Cloué sur la terre
Qui se fond au ciel

La vie s’arrête ici
Presque
Un petit hameau
Ose braver
Le néant

Rien ne bouge
Image fixée
Je n’ose respirer
dans le silence
Envoûtant

Dans ce hameau
Il y a des gens
Ils sont d’un autre monde
Ont choisi leur endroit
N’ont pas besoin de moi

En contemplant
Ce tas de maisons
Mes pieds s’enracinent
Je m’y abandonne d’abord
Pour me réveiller après

Je m’arrache
De ce lieu
La liberté retrouvée
ne réjouit pas
Mon coeur

En tournant le dos
M’éloignant
Lentement
Je me demande
Pourquoi j’ai refusé

Les Feuilles dorées

Une feuille tombe
L’autre gît
Par terre
D’autres jaunissent
Avant
De les joindre

La couleur s’affichera
Le jour venu
Inutile
De fuir
La loi
De la nature

L’hiver s’annonce
Sans pitié
Les rêves
Mêmes forts
Doivent s’incliner
Devant sa force

Ne tremblons pas
Regardons en face
Là où la feuille
Va se détacher
Un bouton
Se tient prêt

On passera la main
Pour ne pas entraver
La nouvelle fête
On cédera la place
En se parant
D’une belle couleur

Le regard

Le regard
Ne sait pas s’arrêter
Tout ce qu’il touche
Se dissipe

Il ne voit rien
l’idée s’impose
Le coeur
Aveugle

Les choses regardées,
N’existent pas
Prennent forme et couleur
Par la main d’artiste

Leurs créations
Autant de rêves
invitent
A faire notre propre rêve

Alors rêvons
Que nous regardons
De nos propres yeux
Ce que nous croyons voir